We hebben nog precies een week voordat we teruggaan naar Amsterdam en we weten eigenlijk niet wat we nog zullen doen.
Death Valley ligt vlakbij Lone Pine en het is nu niet zo heet meer, dus gunstig voor ons, want 's zomers is het er zo heet. Een echt woestijnklimaat. Dus besluiten we daar naar toe te gaan. Ik heb geen idee wat ons te wachten staat, de naam alleen al. Na enige info besluiten we naar de Charcoal Kilns te gaan en daar een wandeling te maken. De Charcoal Kilns liggen hoog en het is er dus niet heet. In die vreemde maar prachtige bouwsels werd vroeger houtskool gestookt, ze stinken er nog naar. Het is op deze hoogte(2000m) zelfs koud en we besluiten een wandeling naar een top te maken.
Als we beginnen met de wandeling, een prachtig bergpad in de zon, hoor ik ineens een ratelend geluid en kijk naar de grond, daar ligt een ratelslang die zich klaar maakt om aan te vallen. Ik heb net in een folder over Death Valley gelezen dat als je een slang stoort hij je wil aanvallen en je je terug moet trekken, dus ik schreeuw: terug, ga terug, tegen Koos. Maar Koos vindt de slang erg interessant en bekijkt hem van gepaste afstand. Gelukkig gedraagt de slang zich zoals in het boekje en houdt zich rustig. Koos kan goed foto's maken, maar we moeten er wel langs. Koos eerst en wordt angstvallig door slang in de gaten gehouden, zodra Koos voorbij de slang is, is het gevaar voorbij voor Slang en kan ik er rustig langs lopen. Slang durft nu weg te gaan en ons zijn rug toe te keren. Daarna maken we een wandeling van zo'n 2,5 uur. Prachtig is het met de laagstaande zon. Zo groot en leeg als een plek kan zijn.
We kamperen op een kampeerplek in Death Valley met nog zo'n 6 andere kampeerders en maken contact met een Australier en twee Nieuw-Zeelanders. Gezellig, maar je ondergaat de leegte en grootsheid van Death Valley op die manier niet. Het is jammer dat het zo vroeg donker is, anders zouden we gemakkelijker wild kunnen kamperen.










